Oranjetipje
FRIESLAND - 12-06-2020
(Oranjetipke, Anthocharis cardamines)
Column
Sake P. Roodbergen
Het coronavirus legt ons ongekende beperkingen op. ‘Normale’ uitstapjes gaan even niet door. Vliegreizen naar verre oorden lijken nog bij een andere tijd te horen. Tegelijkertijd opent het virus ook een ander perspectief: de nabijheid.
En bij goed speuren blijkt de eigen tuin, hoe klein ook, onverwachte kansen te bieden.
Eén Pinksterbloem (Cardamine pratensis) in zo’n tuintje biedt in het voorjaar de kans op bezoek van de fraaie dagvlinder Oranjetipje. Let even op de wetenschappelijke naam Cardamine die de relatie met de vlinder aangeeft. Het mannetje is de mooiste van de twee geslachten. Het vrouwtje lijkt in de vlucht erg veel op een ‘gewoon’ Klein koolwitje, de talrijkste van alle dagvlinders. Maar in rust is de achterkant van de achtervleugels –bij beide geslachten- overtrokken met een prachtig groen, gemarmerd patroon, een lijn- en kleurenspel, dat herkenning makkelijk maakt. Wij zagen in onze tuin het afgelopen voorjaar slechts eenmaal een mannetje vliegen, opvallend door de grote oranje vlekken aan de uiteinden van de voorvleugels. Ook het vrouwtje werd maar één keer gespot, rustend op een plant van Look zonder Look (Sipelkrûd) zo genoemd naar de uiengeur. Look en sipel zijn namen voor de ui, voor resp. de Zeeuw en de Fries. Look zonder Look (Alliaria petiolata). Weer een kruisbloemige, net als de Pinksterbloem.
Eén mannetje en één vrouwtje betekende een karige oogst, want er staan toch minstens tien Pinksterbloemen in het grasveldje in de voortuin. Dáárop werd geen enkele maal een Oranjetipje gespot. Maar de kortstondige aanwezigheid van vrouw en man Oranjetip leverde toch een aardig, onverwacht vervolg op.
Eind mei ontdekten we een grijsgroene rups met een witte zijstreep op een ruim vijf centimeter lange vrucht (hauw) van een van de stuk of zeven Look zonder Look-planten. Geweldig gecamoufleerd strekte de rups zich uit langs de kaarsrechte vrucht. In de vrucht zit bij elke knobbeltje een onrijp zaadje dat een voorraadje eiwit in zich heeft als eerste voedsel voor de kieming. Eén vrucht telt tien tot twaalf zaadjes. De rups knabbelt van boven naar beneden zo’n vrucht met z’n zaadjes in z’n geheel op; het korte steeltje naar de stengel laat hij staan; niet lekker: géén eiwit..
Na drie dagen was de rups plotseling onvindbaar. Hoogstwaarschijnlijk helemaal volgevreten, de laatste vervelling gedaan, klaar voor de volgende levensfase: de verpopping. We vonden de rups niet terug. Of zou er ons nog een verrassing wachten?
Naar overzicht